Schilderen met waterverf is de oudste schildertechniek. Onze prehistorische voorouders beschilderden hun grot met pigmenten die ze oplosten in water. De volken aan de middellandse zee gebruikten waterverf voor hun muurschilderingen en in Japan gebruikten ze het op perkament. De vroegste waterverf schilderijen zijn de illustraties van Egyptische graftaferelen op papyrus, gedateerd  2000 voor Christus.
Papier (dat waterverf veel beter opneemt dan perkament) is rond het jaar nul uitgevonden in China. In de twaalfde eeuw verscheen het eerste papier in Spanje, daar gebracht via de Moren, en al snel pikte ook Italie en daarna de rest van Europa het op. Sommige van de eerste papierfabrieken bestaan nog steeds: Fabriano sinds1276 en het Franse Arches, de producent van het papier dat ik gebruik, bestaat sinds 1492. Na de uitvinding van de boekdrukkunst in de Middeleeuwen, verving papier geleidelijk aan het perkament.
De  techniek van aquarel heeft z’n oorsprong in de fresco’s: muurschilderingen met waterverf op nat pleisterwerk.  Bekende fresco’s zijn die in de Sixtijnse kapel, die zijn gemaakt in de 16e eeuw. Sindsdien werd aquarel steeds meer gebruikt, om schetsen, studies en ontwerpen in te kleuren. Voornamelijk als hulpmiddel en preparatie voor de definitieve techniek.
Albrecht Dürer (1471-1528) was  de eerste die aquarel gebruikte als meer dan alleen ondersteunende techniek. Zijn zorgvuldig geobserveerde en gedetailleerde werk was altijd geschilderd in aquarelle.
In de l8e  eeuw nam de populariteit van aquarel toe, met name in Engeland. Joseph Mallord William Turner (1775 – 1851) bijvoorbeeld gebruikte aquarel als volwassen medium en zijn aquarellen zijn groot, afmetingen die tot dan toe gereserveerd waren voor olieverf schilderijen. Zijn aquarellen hebben een fenomenaal licht en een prachtige transparantie. Twee andere bekende kunstenaars die veelal aquarel gebruikten zijn Cézanne en Kandinsky.